PROGRAMMA OFO LIVE@BUITENSOOS
Concertprogramma OFO Live@Buitensoos op zondag 11 december om 11.00 uur live vanuit de Buitensociëteit van theater Hanzehof in Zutphen.
Firework!
Jan Van der Roost
Van een openingswerk mag je in het algemeen verwachten dat dit het publiek laat kennismaken met een orkest en de uitvoerders laat wennen aan de akoestiek en de sfeer in de zaal. Met het schrijven van Firework! (1991) is Jan Van der Roost er absoluut in geslaagd een spectaculair intro te creëren met deze openingsfuncties. In iets meer dan een minuut laat de componist in Firework! het orkest op een spetterende, krachtige en virtuoze manier horen. Het publiek wordt meteen gepakt en weet nu wat het verder kan verwachten. En de muzikanten zijn bij de les.
De Belgische componist Jan Frans Joseph Van der Roost (geb. 1956) heeft een groot oeuvre op zijn naam staan, voor uiteenlopende samenstellingen maar vooral voor blaasorkesten. Van der Roost volgde een zeer uitgebreide muziekstudie in Lemmens, Gent en Antwerpen, o.a. ook in de vakken met typisch Vlaamse namen als Muziekopvoeding en Schriftuur. Hij behoort zonder twijfel tot de generatie van componisten met een dominante rol in de huidige Europese blaasmuziek, door het repertoire hiervoor in de afgelopen decennia te verrijken met interessante, originele werken.
Naast componeren is Van der Roost in zowel België als internationaal onder meer actief als (gast)dirigent, jurylid en docent/muziekpedagoog.
First Essay
Samuel Barber - arr. Harrie Janssen
De Amerikaanse componist en muziekpedagoog Samuel Osborne Barber werd geboren op 9 maart 1910 in West Chester (Pennsylvania). Op zesjarige leeftijd begon de kleine Samuel met pianolessen en een jaar later al schreef hij zijn eerste compositie. Op negenjarige (!) leeftijd besloot hij componist te worden. Hij was daar zo zeker van, dat hij zijn moeder nadrukkelijk verzocht – zelfs schriftelijk – hem niet aan te sporen te gaan voetballen. Vanaf zijn veertiende studeerde hij compositie, orkestdirectie, piano en zijn grote liefde: zang. Dat laatste onder meer later ook in Wenen.
​
Van de werken die hij al tijdens zijn studie componeerde, werd een aantal bekroond met uiteenlopende prijzen, vooral voor zijn compositorisch talent, maar ook als aanmoediging voor zijn jong maar rijp kunstenaarschap. Aan deze prijzen zaten vaak ook geldbedragen verbonden, zodat hij studiereizen kon gaan maken. Zo bezocht Barber in de jaren 1935-1936 Europa, samen met zijn levenspartner, collega-componist Gian Carlo Menotti. Tijdens deze reis werd ook Rome bezocht en hier gingen de Symfonie nr. 1 en het Eerste Strijkkwartet (opus 11) van Barber in première. Het middendeel van dit Strijkkwartet bewerkte Barber daarna opnieuw en gaf het uit onder de naam Adagio for Strings. Dit Adagio, het bekendste werk van Samuel Barber, wordt algemeen beschouwd als het meest droevige werk ooit. Niet verwonderlijk dat het regelmatig wordt gespeeld of gezongen – als Agnus Dei – bij herdenkingen, plechtigheden en crematies of begrafenissen.
​
Vanaf 1939 was Barber tevens docent compositie en in 1942 trad hij toe tot het Amerikaanse leger, waar hij in 1944 werd aangetrokken door de United States Air Force Band. In die tijd schreef hij zijn enige werk voor blaasorkest, de Commando March. Na de Tweede Wereldoorlog vestigde Barber zich een tijd in Europa, onder andere als consulent van de ‘Amerikaanse Academie’ in Rome.
Samuel Barber ging ook in deze periode door met componeren en zijn werken werden veelal met succes ontvangen. Bij de première van zijn derde opera, Antony and Cleopatra in 1966 in New York ging het echter faliekant mis, het werd een totale mislukking. Barber raakte daarop in een depressie, maar ging later desondanks wel weer muziek schrijven, onder andere een herziening van de bewuste opera. Uiteindelijk overleed Samuel Barber in 1981 in New York aan de gevolgen van een slopende ziekte.
OFO heeft het First Essay van Samuel Barber op het programma staan. Barber schreef dit Essay for Orchestra (zijn opus 12) in 1937 als een eendelig orkestraal werk. Daarbij gebruikte Barber eigenlijk als eerste de essay-vorm voor een compositie. Evenals bij het literaire essay geeft de schrijver hierbij een persoonlijke visie over een dan actueel onderwerp. Barber heeft echter nooit kenbaar gemaakt waarover zijn essays gaan. De première was in november 1938 tijdens een radio-uitzending, samen met het eerdergenoemde Adagio for Strings.
​
Het Essay duurt circa 8 minuten en is opgedragen aan Carl Engel, een bevriende Amerikaanse musicus en componist met nog een heleboel andere jobs. Zo was Engel onder andere ook President van het Amerikaanse G. Schirmer Inc., vooral bekend als grote uitgever van muziek. Diverse werken van Barber zijn inderdaad ook verschenen bij Schirmer. Samuel Barber componeerde nog een Second Essay (for Orchestra) in 1942 en een Third Essay in 1978, waardoor het Essay uit 1937 meestal First Essay wordt genoemd.
Harrie Janssen maakte in 1992 een bewerking van First Essay voor fanfare. Opvallend daarbij is dat Barber een piano voorschreef, maar dat deze in het fanfare-arrangement niet voorkomt. Janssen verwerkte deze partij passend in andere instrumentgroepen. De fanfarebewerking is niet uitgegeven en als manuscript in eigen beheer bij de arrangeur.
Cantos de la Mancha
Jan Sandström
Het tromboneconcert Cantos de la Mancha is een fanfarebewerking van ‘Don Quichot’, een concert voor trombone en symfonieorkest. De Zweedse componist Jan Sandström (geb. 1954) schreef dit werk in 1993 voor de – eveneens Zweedse – trombonevirtuoos Christian Lindberg in opdracht van het North Bothnia Chamber Orchestra. Eerder had Sandström voor Lindberg, al het Motorbike Concerto gecomponeerd, maar nog voor de première daarvan kwamen Lindberg en Sandström op het idee van een ander concert, op basis van de boeken over Don Quichot van de Spaanse schrijver Cervantes. Er is een derde tromboneconcert van Sandström onderweg, de première hiervan zal binnenkort plaatsvinden. Beide eerste tromboneconcerten worden wereldwijd uitgevoerd, evenals de twee trompetconcerten van Sandström.
​
Het Trombone Concert No 2 ‘Don Quichot’ bevat zes delen waarvan de titels allemaal variaties zijn op hetzelfde thema: “Om te durven lopen waar de brutale man niet verder gaat”. Het werk is vrij gecomponeerd rond de verhalen over Don Quichot. Het is een persoonlijke reflectie op en overdracht van de blinde liefde, durf en rijkdom aan visionaire kracht die in het gelijknamige boek naar voren komen. De componist heeft zo een theatraal meesterwerk gecreëerd waarin alles wat er gebeurt een symbolische waarde heeft die verder gaat dan de muziek zelf. Van de solist wordt verlangd de geniale gekte van Don Quichot op alle mogelijke manieren uit te beelden. Dat betekent naast zijn instrumentbeheersing ook andere manieren voor en uitingen van fysieke overdrachten van de verhalen uit het boek. Deze moderne interpretatie van bijvoorbeeld het kansloze gevecht van Don Quichot tegen windmolens vraagt om uithalen, stompen met de trombone op de grond, brabbelen in een onverstaanbare, Spaans aandoende taal of zelfs uitbundig lachen tot aan het maniakale toe.
Voor de componist zelf is het werken aan de muziek zoals over Don Quichot in zekere zin een definitieve therapeutische oplossing voor de problemen van beperkende regels, belemmeringen en decreten in de hedendaagse kunstmuziek.
Roman ‘Don Quichot’
Don Quichot van La Manche is de hoofdpersoon in de middeleeuwse roman van de Spaanse schrijver Miguel de Cervantes Saavedra (1547-1616). Het boek (twee delen, 1605 resp. 1615) vertelt over de komische reisavonturen van de lagere edelman Don Quichot (DQ), die denkt dat hij een dolende ridder is. DQ is het stereotype van een idealist, een strijder tegen (vermeend) onrecht, maar tegelijk een dwaze held die zich met zijn goede bedoelingen maar onpraktische daden min of meer belachelijk maakt.
​
Bij DQ is alles anders dan in de werkelijkheid. Zo rijdt hij tijdens zijn dwaaltochten over het platteland van Spanje op zijn strijdros Rocinante, eigenlijk een oude, uitgemergelde boerenknol die hij ophemelt tot raspaard. Zijn harnas is compleet verroest en hij draagt een papieren helm. Door zijn goede daden hoopt DQ beroemd te worden en in de gunst te
komen van zijn grote liefde, jonkvrouw Dulcinea. In de ogen van de fantasierijke DQ een wonderschone prinses, in werkelijkheid een eenvoudige boerendochter, die hij eigenlijk nog nooit heeft gezien. DQ wordt tijdens zijn tochten en
avonturen vergezeld door zijn buurman en dienaar Sancho Panza, weliswaar een analfabeet maar toch behoorlijk slim. Schildknaap Sancho weet dat DQ in de war is, want hij ziet herbergen aan voor kastelen, monniken voor boze tovenaars, windmolens voor reuzen en een kudde schapen voor een leger. DQ bestrijdt gevaren die er niet zijn en doet vaak net alsof hij zware zwaardgevechten aan het houden is.
​
Het boek is een aaneenschakeling van botsingen tussen de ideale en fictieve wereld van DQ en de werkelijke wereld van de nuchtere Sancho. Beiden ontmoeten samen zeer veel personages, steeds beschreven met veel aandacht voor humor maar ook voor de liefde. Het tweede deel bevat veel zelfreflectie, waardoor de wereld om hen (DQ en Sancho) heen vaak gekker lijkt dan DQ zelf. Aan het eind krijgt DQ zijn verstand terug maar overlijdt spoedig daarna.
Cantos de la Mancha
De fanfarebewerking van Trombone Concert No 2 ‘Don Quichot’ heeft de naam Cantos de la Mancha gekregen. De arrangeur – mogelijk componist Sandström zelf – heeft voor een andere naam en een iets ingekorte versie gekozen door enkele herhalingen te laten vervallen.
​
Als Don Quichot een groep vreemden ontmoet, roept hij hen toe: “Halt! Geen enkele noot meer, totdat je erkent dat Dulcinea de mooiste jonkvrouw op aarde is.” Dat is ook de opening van het tromboneconcert in deel 1 ‘Introduction’.
Deel 2 kent nog een eigen intro, met de titel ‘A Windmill Ride’. Hierbij beeldt de solist inderdaad een windmolen uit met zijn instrument en kondigt dan het eigenlijke deel 2 aan met: “Om te durven lopen waar de stoutmoedige man niet verder gaat!” Na een cadens, als uitgebreide illustratie in de partituur opgenomen, prijst Don Quichot zichzelf nog maar eens aan als de genezer van letsel, de vechter tegen onrecht, de beschermer van jonkvrouwen, de verschrikking voor alle reuzen en de overwinnaar van alle veldslagen. Het deel geeft inherent ook het speelse gevecht weer van de componist tegen zijn eigen windmolens.
​
Deel 3 ‘Om te durven roeien tegen de stroomversnelling in’ gaat over Zoraida, de bekeerde dochter van een rijke moslimkoning in Algerije. De solist roept hier een als zodanig duidelijk herkenbare sfeer op, eindigend in een verstoorde droom van Zoraida over de Maagd Maria.
​
‘Om te durven geloven in een krankzinnige droom’ heet deel 4, waarin Don Quichot een man ontmoet die gek is geworden door een ongelukkige liefdesaffaire. DQ projecteert dit beeld op zichzelf en wordt zelf daardoor compleet geestesziek. De solist declameert het gedicht waarin DQ zijn droefheid – een vat vol geperst met tranen – en het gemis van zijn grote liefde Dulcinea beschrijft – de liefde is een grote worsteling.
​
Na een tweede cadens krijgt Don Quichot in deel 5 ruzie met een geitenhoeder die hem zwaar beledigt. Een vernederende strijd volgt en DQ ligt bloedend en geslagen op de grond. Ondanks de ondraaglijke pijn lachen de toeschouwers, maar dienaar Sancho is totaal wanhopig.
Het 6e tevens laatste deel heeft als titel ‘Als je toch bezwijkt, probeer dan deze ster aan de hemel te bereiken’ en is eigenlijk een muzikale weergave van het treurige eerbetoon aan Don Quichot: “de overwinnaar… en de verliezer …van alle veldslagen”.
Underlige Aftenlufte
Carl Nielsen - arr. Willem van Zee
De componist Carl Nielsen wordt vaak in één adem genoemd met een andere Scandinaviër, Jean Sibelius. Allebei werden ze in 1865 geboren, Johan Christian Julius Sibelius in het zuiden van Finland, Carl August Nielsen in het zuiden van Denemarken en beiden worden beschouwd als dé belangrijkste componist van hun land. Sibelius geniet ook buiten Finland grote bekendheid als componist. Wie kent niet zijn Finlandia, de Karelia Suite en de Valse Triste, titels die ook geheel of deels zijn bewerkt voor blaasorkest. Dit zijn overigens slechts enkele werken uit het omvangrijke oeuvre van Sibelius.
​
Carl Nielsen heeft eveneens een groot aantal werken gecomponeerd, toch is hij buiten zijn landsgrenzen minder bekend geworden dan Sibelius. Nielsen speelde als kind naast viool ook piano en kreeg daarbij les van zijn vader, die dorpsmuzikant was. Al vanaf zijn 14e was hij bovendien kornettist in het Deense leger. In 1884 kreeg hij een studiebeurs zodat hij zich aan het conservatorium in Kopenhagen verder in vioolspel en compositie kon bekwamen. Vanaf 1890 studeerde hij bovendien in Berlijn en Dresden waar hij zich verdiepte in het werk van Richard Wagner. In de periode daarna was hij afwisselend violist dan wel dirigent en na 1915 ook conservatorium-docent.
Vanaf 1888 nam het componeren een steeds belangrijkere plaats in in het leven van Nielsen. De zes symfonieën en de beide opera’s 'Saul en David' (1902) en 'Maskerade' (1905) worden als zijn belangrijkste werken beschouwd. Daarnaast schreef hij o.a. ook soloconcerten, orkestwerken, kamermuziek, toneelmuziek, koorwerken, pianomuziek en orgel- en vioolwerken. Hoewel hierbij aanvankelijk ook de invloeden van Brahms aanwezig waren, ontwikkelde Nielsen toch later een zeer persoonlijke compositiestijl.
​
Nielsen was niet zo secuur wat de nummering van zijn opuslijst betreft, maar de Koninklijke Deense Bibliotheek komt toch tot een totaal van 419 werken. Een speciale categorie daarin betreft de Liedbewerkingen. Ruim meer dan 300 melodieën schreef hij bij evenzovele gedichten van Deense dichters, veelal ook ontstaan uit Deense volkstradities. Veel van die liederen voegde hij samen tot gebundelde uitgaven.
Een van die gedichten die hij van een melodie voorzag, was ‘Underlige Aftenlufte’ van de Deense toneelschrijver Adam Oehlenschläger. Tijdens een vierjarige buitenlandse reis naar Duitsland, Frankrijk en Italië kreeg Oehlenschläger grote heimwee. In de herfst van 1805 schreef hij daarover dit gedicht, dat hij Hjemvee (Heimwee) noemde. Hij verbleef op dat moment in Halle in Duitsland, maar wilde graag terug naar de groene bossen van het Deense Hertha. Al kijkende naar de avondlucht, dichtte hij de negen strofes, twee daarvan luiden (vrij vertaald):
OFO-dirigent Willem van Zee was gecharmeerd van Nielsens compositie, mede door het arrangement van ‘Vreemde avondlucht’ dat hij met een van zijn harmonieorkesten speelde. Hij maakte daarop een bewerking voor fanfare. Overigens kom je ook ‘Fascinerende avondlucht’ of zelfs ‘Onbekende avondbries’ tegen als titel van dit lied.
​
Een andere samenwerking tussen Nielsen en Oehlenschläger betrof de toneelmuziek die Nielsen schreef bij ‘Aladdin’, een Deense productie met de tekst van Oehlenschläger, gebaseerd op het bekende sprookje. Vanuit de 80 minuten durende muziek selecteerde Nielsen zelf zeven delen, die hij ook los van het toneel uitvoerde met zijn orkest, zelfs al voor de toneelpremière. De zo ontstane Aladdin Suite is waarschijnlijk het meest uitgevoerde werk van Carl Nielsen geworden. Johan de Meij maakte in 1992 van drie delen hiervan een arrangement voor harmonieorkest. Deze ‘Suite from Aladdin’ wordt sindsdien veel gespeeld, onder meer als concourswerk in de derde divisie. De ongetwijfeld bekendste Deense componist Carl Nielsen overleed in 1931 in Kopenhagen.
Heaven on Earth
Maurice Hamers
Met de uitdrukking ‘De hemel op aarde’ bedoelen we veelal een uiterst gelukkig leven, een ideale en zorgeloze gemoedstoestand. Een mens mag tijdens zijn leven echter sporadisch deze gemoedstoestand ervaren. Want zo onverwacht als ‘de hemel op aarde’ zich kan manifesteren, zo snel kan deze ook weer, vaak door speling van het lot, verdwenen zijn. Hij kan zich manifesteren in een glimlach of een aanraking van een kind, een vriendschap of een mooie muzikale belevenis. Deze gemoedstoestand kun je niet kopen, afdwingen of bestellen. Maar was dit niet de toestand bij het begin van de wereld, de echte wereld? Een wereld waar iedereen gelijk was, waar geen pijn, oorlog, ziekte en afgunst bestonden? Waar materialisme geen afgod was? De krachten die ons deze ‘hemel op aarde’ afgenomen hebben, ontstaan tijdens ons aardse bestaan vooral in onszelf. Eenieder die ooit leefde, kan echter zijn werkelijke afkomst herontdekken en het goddelijke in zich vinden.
​
Zo licht Maurice Hamers zijn compositie toe in de partituur. Daarmee is ‘Heaven on Earth’ een muzikale weergave van de hemel als een ongrijpbare toestand, die al na korte tijd steeds onder invloed komt van ondermijnende krachten. Eén van die krachten is het materialisme, het najagen van bezit en macht. Dit materialisme wordt muzikaal weergegeven door een verre van diepzinnig, zelfs simpel motief. Uiteindelijk keert het werk terug naar zijn oorsprong, de echte wereld.
Maurice Hamers gebruikte als basis het gedicht ’Echte wereld’ van Huub Oosterhuis, over het verlangen naar een nieuwe, betere wereld.
​
In 2009 componeerde Maurice Hamers ‘Heaven on Earth’ als origineel werk voor fanfare. Tijdens concoursen is de compositie regelmatig te horen in de 1e divisie, het werk was ook verplicht voor deze divisie tijdens de Open Nederlandse Fanfare Kampioenschappen in 2013. Hamers componeerde ‘Heaven on Earth’ in opdracht van de fanfare van de Chr. Muziekvereniging Eendracht in Winterswijk. De compositie was onderdeel van het project rondom het thema 'Vrede en vrijheid, in woord en muziek' van deze vereniging, vooruitlopend op 65 jaar bevrijding in 2010. Binnen dit project ontstond uit de samenwerking met Huub Oosterhuis ook een viertal koralen met teksten van Oosterhuis, geschikt voor de 4 en 5 mei-vieringen. Deze zijn op internet vrij te downloaden.
​
Componist
Maurice Hamers (geb. 1962) studeerde trompet en HaFa-directie aan het conservatorium in Maastricht. Op zijn negentiende was hij al dirigent en wist met de fanfare van zijn geboorteplaats Valkenburg twee landstitels te veroveren. Andere toporkesten die hij leidde waren fanfare St. Martinus in Urmond, harmonie St. Cecilia in Simpelveld en Brassband Limburg. Hamers was in de periode 1995 - 2000 dirigent (in de rang van majoor) van de Marinierskapel der Koninklijke Marine. Hij was daarbij de eerste directeur die horizontaal instroomde vanuit de burgermaatschappij naar een defensie-orkest.
​
Naast dirigeren arrangeert en componeert Hamers voor blaasorkesten. Zijn composities zijn meestal programmatisch van opzet en hebben een modern, maar toch toegankelijk klankidioom. Maurice Hamers is tegenwoordig bovendien actief als muziekpedagoog, jurylid, gastdirigent en cursus-, workshop- en projectleider. Hij is als professor hafabra-directie verbonden aan de Musikhochschule Augsburg-Nürnberg, het huidige Leopold-Mozart-Zentrum in Augsburg. Als eerste hoogleraar blaasorkestdirectie in Duitsland zet Maurice Hamers zich uitermate in om het imago van met name de symfonische blaasmuziek in Duitsland te verbeteren.